|
||||||||
|
Het is al langer dan vandaag geweten, dat Scandinavië een folkscène heeft, die meer dan een blik waard is en deze hier blies ons de voorbije weken zo’n beetje van onze sokken. We hebben het dan over het Trio Rop, de verzamelnaam voor de zangeressen Sofia Källman, Elin Buxfeldt en Petrix Hessel. De dames ontmoetten elkaar in Skurup, een haast onooglijk plaatsje in het uiterste zuiden van Zweden, dat echter wel een “volkshogeschool” herbergt waar mensen zich kunnen bekwamen in allerlei kunstvormen, van muziek en film tot design en die al ruim anderhalve eeuw bestaat. De school is in de loop der tijden een heus instituut geworden, waar mensen uit heel Scandinavië en de Baltische wereld opgeleid worden. Daar was het dus dat in 2016 de drie dames elkaar ontmoetten en besloten samen te gaan zingen.
Oorspronkelijk deden ze dat middels het interpreteren van bestaande (oude) volksliederen, maar de behoefte groeide om beetje bij beetje zelf dingen te gaan maken en, na een EP en een paar singles, is deze “Mellan Oss” het volwaardige debuut, waarop de vrouwen dus zingen over onderwerpen waarmee ze zich volop kunnen identificeren. Dit zijn dus liederen over wat jonge vrouwen bezighoudt en algauw kregen ze enige reputatie buiten de Volkshogeschool: ze werden over heel Zweden gevraagd voor concerten en dan is in dat land de kans nogal groot, dat je vroeg of laat op promotor Peter Holmstedt van Hemifran aanloopt. Hij nam de groep onder zijn vleugels en samen begonnen ze, zeker nu ze deze debuutplaat onder de arm hebben, naar het buitenland te lonken. Ik heb die plaat nu een keer of acht beluisterd en ik kan met een aan zekerheid grenzende overtuiging zeggen dat dit project alles in huis heeft om het helemaal te maken. De stemmen zijn indrukwekkend en de harmonieën die de drie uit hun kelen weten te toveren, benamen me meermaals de adem. Onwillekeurig moest ik terugdenken aan wat onze Laïs destijds veroorzaakte, al is de zang van dit trio nog angelieker. Je hoeft maar even naar een lang nummer als “Undran” (“ik vraag me af” te luisteren om te weten wat ik bedoel. Dit gaat werkelijk op hoogst aangename wijze door merg en been: het klinkt tegelijk ernstig en speels en het toont vooral aan waartoe deze vrouwen met hun stemmen in staat zijn. Ik kan me niet voorstellen dat iemand hier onbewogen bij blijft. Een lied als “Magplask” (mijn vertaal-app leest het als “buikspetter”) maakt je als luisteraar haast gek: je houdt nauwelijks voor mogelijk wat je allemaal hoort. Zo gaat het de hele plaat lang door, van het hele vocale hoogstandje naar het andere, een dozijn nummers en ruim drie kwartier lang. Iedere keer dat ik de plaat gedraaid heb, dacht ik aan het einde maar één ding: “ik wil dit ooit live meemaken. Dat het, voor zover ik de uitleg in het CD-boekje begrepen het om een project gaat dat helemaal door vrouwen in handen genomen is, maakt één en ander nog mooier: voor zover iemand daar nog moest van overtuigd worden: vrouwen zijn straffe wezens en deze drie hebben hu, ultiem wapen alvast ontdekt. Een plaat als deze, hoor je lang niet elke dag en qua conclusie kan ik dus kort zijn: straffe kost, dringend hierheen te halen ! (Dani Heyvaert)
|